Jan Boland Coetzee, Zuid-Afrikaanse wijn- en rugbylegende, overleden

Van het smokkelen van Bourgondisch plantmateriaal tot het pionieren in het gebruik van nieuw eikenhout bij de productie van rode wijn, de nalatenschap van Jan Boland Coetzee valt niet te onderschatten.
De Coetzee-lijn is diepgeworteld in de Kaap en gaat terug tot 1679, toen de familie in Tafelbaai aankwam.
Vanuit Coetzenburg in Stellenbosch verhuisde de familie naar de westkust en was een van de eersten die grenache verbouwde in Piekenierskloof.
Generaties later werd Coetzee geboren in eenvoudige omstandigheden. Vanuit een bescheiden begin ging hij naar de Universiteit van Stellenbosch, waar hij zijn connectie met wijn verdiepte en uitblonk op het rugbyveld, waar hij afstudeerde met een diploma in oenologie.
Hij begon zijn wijncarrière bij Kanonkop in 1967 en produceerde in 1973 de eerste vintage van het domein. Gebaseerd op de vriendschappen die hij had gesloten met Bordeaux-kuipers tijdens zijn rugbytijd in Frankrijk, introduceerde hij barriques bij Kanonkop.

Vriesenhof

In 1980 kocht hij Vriesenhof op de hellingen van Paradyskloof in Stellenbosch en bracht het jaar daarop de eerste vintage van het domein uit. Hier werkte hij met pinot noir en grenache, lang voordat deze in de mode raakten.
In die tijd beperkte de witte wijnproductie aan de Kaap zich grotendeels tot chenin blanc en colombard. Coetzee, een liefhebber van Bourgogne, was vastbesloten daar verandering in te brengen.
Hij verhuisde met zijn gezin van vijf naar Beaune. Van daaruit begon hij plantmateriaal van de chardonnay terug te sturen naar Zuid-Afrika, verstopt in chocoladedoosjes, verstopt in voeringen van jassen en zelfs gesmokkeld in luiers.
Hoe illegaal het ook was, de geruchten bereikten al snel de bureaucraten. In 1986 werden Coetzee en zijn medeplichtigen voor een onderzoekscommissie gedaagd. In plaats van gevangenisstraf werd het embargo opgeheven en de zaak inspireerde de oprichting van de Vine Improvement Association (VIA).